De 7 mythes rond de vruchtbaarheid

De 7 mythes rond de vruchtbaarheid

Bron: Onze Hond 12/2006
Auteur: Maarten Kappen

Er zijn in het kader van de vruchtbaarheid van de hond nogal wat denkbeelden bij velen die door de tijd heen als waarheid worden aangenomen zonder dat daarvoor een logische verklaring is, laat staan een wetenschappelijk bewijs. Een aantal belangrijke aspekten van de vruchtbaarheid bij de reu en de teef worden besproken.

De 7 mythes

  1. Natuurlijke dekking is beter dan kunstmatige inseminatie (KI, zie ook aan het eind!)
  2. Een reu moet koppelen om te bevruchten
  3. Het minutenlang optillen van de achterhand van de teef is belangrijk na een dekking of KI
  4. Bloedbijmenging in sperma van de reu is desastreus voor de vruchtbaarheid
  5. De teef moet op dit precieze tijdstip gedekt worden!
  6. Progesterontesten geven een absolute zekerheid op dracht
  7. Een kweek van de vagina is belangrijk zowel voor de te dekken teef als voor de dekreu

De vruchtbaarheid van de reu

Een reu met een goed libido, die normaal in staat is tot het uitvoeren van een dekking, een goede kwaliteit sperma heeft, die nakomelingen heeft verwekt, beschouwen we als een vruchtbare reu. Al deze eigenschappen zijn wel een momentopname, afhankelijk van meerdere faktoren waaronder leeftijd, zijn deels subjektief en moeten dus met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het traditionele spermaonderzoek dat uit microscopisch onderzoek naar beweeglijkheid, concentratie, morfologie en cellenbijmenging bestaat heeft een beperkte waarde. Zeker als we eigenschappen als invriesbaarheid van sperma of redenen voor sub- of infertiliteit willen bepalen. Inmiddels bestaan er veel meer mogelijkheden. De computer assisted semen analysis (CASA) is er een van. Dit is een methode waarbij allerlei eigenschappen qua beweging en opbouw van individuele spermacellen computermatig onderzocht en opgeslagen kunnen worden. .Dankzij deze nieuwe methodieken is het concept van sperma te zien als homogeen verlaten.. Sperma uit een en dezelfde sprong bestaat uit clusters van verschillende spermacellen met verschillende eigenschappen en verschillende mogelijkheden tot bevruchting. Men noemt dit de heterogene benadering. Naast een hoge mate van objectiviteit en herhaalbaarheid van de CASA, blijkt het hiermee mogelijk om de invriesbaarheid van sperma beter te kunnen voorspellen.

De eerder genoemde cellenbijmenging kan bestaan uit ontstekingscellen, prostaatcellen, urinewegcellen, maar ook bloed. Dit kan afkomstig zijn van een beschadiging van de penispunt, uit de urineweg of prostaat. Uit onderzoek is gebleken dat tot 10% bloed bij vers of vers verdund sperma geen enkel effekt heeft op het bevruchtend vermogen. Als het afkomstig is van een prostaatontsteking mag je verwachten dat er een potentieel negatief effekt is. De invriesbaarheid van sperma wordt sterk negatief beïnvloed door bloedbijmenging.

Bij de natuurlijke dekking deponeert de reu zijn sperma in het voorste gedeelte van de vagina en moeten de spermieën de cervix (baarmoedermond) nog passeren om via de baarmoeder tot in de eileiders en tuba te komen, alwaar de bevruchting plaats vindt. De reu ejaculeert in drie frakties; een voorfraktie die dient als reiniging, de tweede spermarijke fraktie, en de derde en grootste prostaatfraktie. Respectievelijk zijn deze 4ml, 2 ml en 15 ml voor een reu van gemiddelde grootte. Bij de gekoppelde reu wordt met behulp van de prostaatvloeistof de spermarijke fraktie door de cervix in de baarmoeder gespoeld. Uit onderzoek blijkt dat er geen verschil in bevruchtingsresultaten is tussen groepen teven waarbij na de dekking of inseminatie de achterhand respectievelijk niet, 1 minuut of 10 minuten werd opgetild. Niet doen dus.

Bij kunstmatige inseminatie wordt alleen gebruik gemaakt van de tweede spermarijke fraktie, omdat bijmenging van de andere frakties vermindering van resultaat geeft. Een niet gekoppelde reu kan, mits hij deze tweede fraktie weet in te brengen door het in de vagina houden van de penis, toch bevruchten. Bij kunstmatige inseminatie wordt tegenwoordig rechtstreeks in de baarmoeder geïnsemineerd, waardoor minder verlies optreedt. De resultaten van KI versus natuurlijke dekking zijn dan op zijn minst gelijk bij gebruik van vers of vers-verdunde goede kwaliteit sperma. Bij gebruik van ingevroren sperma wordt door kwaliteitsverlies van het sperma het resultaat gemiddeld 25% minder, zowel qua kans op dracht als qua nestgrootte.

Er zijn een tweetal methodes om rechtstreeks in de baarmoeder te insemineren, te weten de Noorweegse catheter methode, waarbij de cervix uitwendig door de buikwand wordt vastgepakt en de punt van de metalen catheter via de vagina en vervolgens door de cervix tot in de baarmoeder wordt gebracht. De andere methode is om met behulp van een endoscoop, camera en flexibele catheter de cervix zichtbaar te passeren, en de catheter tot in de baarmoederhoorn te schuiven. Beide methodes vergen veel ervaring.

De vruchtbaarheid van de teef

Als een teef normaal bevrucht kan worden en een normaal aantal levensvatbare nakomelingen produceert kunnen we spreken van een vruchtbare teef. Juist bij een diersoort die slechts een of enkele keren per jaar bevrucht kan worden is het vaststellen van het tijdstip of beter gezegd de periode waarin dit kan gebeuren een hele belangrijke faktor.

Er zijn vele methodes om de optimale dekperiode te benaderen. De eenvoudigste is niets te doen en reu en teef bij elkaar te laten en het hen zelf uit te laten zoeken. Dat is qua hedendaags dekmanagement veelal niet mogelijk en ook nog enigszins onzeker. Een andere methode is te letten op zwelling van de vulva, bloedverlies van de teef of het staan en opzij houden van de staart. Deze symptomen zijn ook verre van betrouwbaar en correleren matig met de optimale periode. Een uitstrijkje van de cellen van de wand van de vagina kan een indruk geven van het stadium van de cyclus. Dit was een tot recent veel gebezigde methode met een beperkte zekerheid. Het met een vaginoscoop inspekteren van het slijmvlies van de vagina is weliswaar zekerder, en biedt ook nog gelegenheid tot het vaststellen van eventuele (anatomische) afwijkingen, maar kent ook zijn beperking. Het meten van het glucose gehalte of elektrisch geleidend vermogen van de vagina, hetgeen in de praktijk ook gebeurt, is volstrekt onbetrouwbaar.

Het meten van het progesterongehalte in het bloed geeft daarentegen een nauwkeurige benadering van de vruchtbare periode en dit onderzoek wordt door diverse praktijken dan ook aangeboden. In de rustfase is het progesterongehalte in het bloed van de teef kleiner dan 0,5 ng/ml. Het hormonale patroon van de teef is bijzonder omdat reeds voor het moment van de ovulatie (eisprong) de progesteronconcentratie in het bloed gaat stijgen. Deze ovulatie wordt 48 uur tevoren opgewekt door een pulsafgifte vanuit de hersenen van Luteiniserend Hormoon (LH). Het moment van ovulatie valt bij de meeste teven samen met een progesteronwaarde van 6.5 ng/ml.

De ovulatie is het centrale eikpunt van de vruchtbare periode. Deze ovulatie duurt ongeveer een dag. Door de benodigde tijd voor rijping van de eicellen en de tevoren benodigde rijping van spermacellen na dekking of inseminatie en de levensduur van zowel rijpe eicellen als spermieën strekt de optimale periode zich uit van 1 tot 4 dagen na de ovulatie. Bij gebruik van ingevroren sperma waarvan de levensduur ongeveer 1 dag is, tegenover vers sperma met een minimale levensduur van 3-5 dagen, insemineren we bij voorkeur op dag 3 en 4.

Om te spreken van één enkel optimaal moment van bevruchting bij de teef getuigt van onwetendheid met de werkelijke gang van zaken.

Het ovulatietijdstip kan tevens en wel zeer nauwkeurig bepaald worden met een bloedtest om de pulsafgifte van LH vast te stellen. We weten dat precies 48 uur later de ovulatie plaats vindt. Het afnemen van bloed hiervoor dient tweemaal daags te geschieden en is kostbaar. Daarnaast is er de mogelijkheid middels het maken van een echo van de ovaria het moment van eisprong in 90% van de gevallen direkt aan te tonen. Hiervoor is ervaring en hoge kwaliteit echoapparatuur nodig.

Deze laatste twee methodieken zijn aan te raden in geval van gebruik van diepvriessperma of subfertiele dieren. Er is overigens een nauwkeurige relatie tussen het moment van de eisprong en de te verwachten werpdatum: 63 dagen + of – 1 dag.

Wat betreft de progesterontesten dient men voor ogen te houden dat er een groot verschil is in testmethodes en hun respectievelijke accuratesse. Momenteel geldt als meest betrouwbaar en nauwkeurig de bepalingen met de Immulite. Verwarrend kan zijn het feit dat men voor de uitslagen gebruik kan maken van een tweetal eenheden: ng/ml en mmol/liter. De verhouding tussen beiden is 1 : 3. Progesterontesten geven meer zekerheid doch nooit een garantie op drachtigheid!

Het breed ingeburgerde fenomeen van het maken van een kweek uit de vagina vóór dekking of het zonder kweek preventief geven van antibiotica aan de te dekken teef is op zijn minst zeer twijfelachtig. Er bestaat een normale in evenwicht zijnde vaginaflora welke door gebruik van antibiotika negatief beïnvloed kan worden. Ook het sperma zelf is gevoelig voor een groot aantal soorten antibiotika. Bacteriële vaginitis of metritis is slechts zelden een reden voor verminderde vruchtbaarheid. Dekinfekties in de strikte zin van het woord komen in ons land ook (nog) niet voor. Alleen bij subfertiele teven is er een indicatie voor het maken van een kweek

Bij onze rashonden worden we de laatste jaren in toenemende mate geconfronteerd met vruchtbaarheidsproblemen. De gouden regel bij de teef waarbij wordt beweerd dat deze optimaal vruchtbaar is en het beste gedekt kan worden op het moment dat het bloeden stopt, gaat in veel gevallen al niet meer op.

De periode tussen de loopsheden is ook sterk variabel. tussen de 3 en de 14 maanden is wel de spreiding die we hierin zien. Enerzijds zien we soms geen bloedverlies en anderzijds in bepaalde gevallen wel tot 3 weken lang. De reu ontkomt er ook niet aan. Het aantal reuen dat niet of nauwelijks wil dekken neemt toe. het al op relatief jonge leeftijd minder vuchtbaar of zelfs steriel worden van de reu is bij enige rassen bekend.

Dekking

Uit allerlei onderzoekingen komt naar voren dat veruit de belangrijkste reden voor onvruchtbaarheid is gelegen in het feit dat de teef niet op het juiste moment gedekt wordt. het is overigens beter om te spreken over de juiste periode dan over het juiste moment. Doorat alle eitjes niet ineens vrijkomen maar in een tijdsbestek van ongeveer 48 uur, ieder eitje een delings- en rijpingstijd nodig heeft en het sperma van de reu minimaal 3 dagen goed blijft in de teef na dekking, heeft de hond qua vruchtbarheid nogal wat speelruimte. D vruchtbare periode kan dus wel een week of langer zijn. Om echter zo goed mogelijk te scoren beschouwen we deze periode wat korter. het blijkt dat de optimale periode begint kort na het moment van de eisprong, na 2 dagen. De eisprong wordt simpelweg opgewekt door een piekafgifte vanuit de hersenen van een hormoon genaamd LH (luteiniserend hormoon). Deze afgifte vindt in een tijdsbestek van 24 uur plaats en is in het bloed te meten. Idealiter zou je dit willen controleren en meten. doordat het zo eenmalig en pieksgewijs optreedt en direct daarna weer to zeer lage waarden daalt, moet je dus vaak bloed afnemen om hem niet te missen. Dat is praktisch niet haalbaar.

Vandaar dat momenteel een andere bepaling gebruikt wordt om de optimale periode te benaderen. Vlak voor en tijdens de eisprong begint er namelijk een geleidelijke stijging van de productie van het vrouwelijk geslachtshormoon progresteron door de eierstok. In de rustfase is deze tussen de 0 en 1 ng/ml. We zien nogal wat variatie in de snelheid van stijging, je kunt dus het beste wachten met een dekking totdat je minimaal 10 ng/ml hebt gevonden. het beste is dan om de teef twee keer te laten dekken met een tot een anderhalve dag tussenruimte. Hiermee vergroot je duidelijk de resultaten.

Ook zijn er in de handel verkrijgbare strookjes papier om de zuurgraad van de vagina te meten of het suikergehalte, welke ik beiden nog wel eens tegen kom in de praktijk. Dit is geen betrouwbare methode om ook maar iets te kunnen bepalen in relatie tot de vruchtbare periode. Anders ligt het bij het aanwezig zijn van een zoekreu. Sommige reuen zijn zeer selectief qua periode van dekking. Het kan mede een aanwijzing zijn, echter ook hier zijn uitzonderingen zodat dit niet altijd een betrouwbaar gegeven is.

Virus

Een groeiend probleem is het voorkomen van Herpes Canis infecties Dit is een virus dat met name via direct contact wordt overgebracht. Dus door snuffelen aan elkaar en uitvloeiing vanuit de vagina. Pups kunnen al in de baarmoeder worden besmet, vooral in het laatste gedeelte van de dracht. Maar ook via de luchtwegen kan het overgebracht worden, Herpes kan namelijk een onderdeel van het kennelhoest syndroom zijn. Ook door middel van een dekking kan het virus worden overgebracht. In de geslachtsorganen van de teef kan het virus zich ophouden en in tijden van verminderde weerstand vrijkomen. Het virus gedijt het beste enige graden onder de lichaamstemperatuur, vandaar de affiniteit voor slijmvliezen van neus, mond en vulva en voorhuid. Op shows, trainingen, in pensions, bij dekkingen en andere Œ contactplaatsen kan deze infectie worden opgelopen. Door bloedonderzoek op antistoffen tegen dit virus kan worden aangetoond of de desbetreffende hond ooit geïnfecteerd is geweest. Het blijkt dat in kennels waar de honden antistoffen tegen het Herpes virus hebben er meer problemen zijn met de vruchtbaarheid. Dat kan zich uiten in het totaal niet drachtig worden, kleinere nesten, doodgeboren pups, of vroege sterfte na de geboorte (meestal in de eerste 3 weken).

Het probleem in de praktijk is dat je, behalve hygiënische maatregelen om de kans op contactinfecties te verkleinen, niets kunt doen. Vooral het scheiden van de teven die drachtig zijn en pas geworpen hebben van de rest van de kennel is van belang. Er is geen preventieve enting op de markt. Wellicht dat deze nog zal komen. Je ziet dan ook dat in een kennel besmet met het Herpes virus soms jarenlang ernstige vruchtbaarheidsproblemen zich voor kunnen doen. Heel frustrerend enerzijds omdat je het niet altijd direct kunt bewijzen, en anderzijds omdat de honden de infectie zelf moeten overwinnen.

Bacteriële infecties

Een andere groep oorzaken waar veel over geschreven en gesproken wordt is die van de bacteriële infecties. In de fokkerij meent men in het algemeen dat dit een belangrijk probleem is. Er worden veel bacteriekweken van het vaginaslijmvlies gemaakt, dus niet van de baarmoeder, er wordt veel behandeld, soms zelfs naar analogie van andere diersoorten gespoeld(?!). Sommigen zijn overtuigd dat dit een vast onderdeel van de normale patroon rond de dekking moet zijn. Ik denk niet dat dit bij de jonge, gezonde, normaal cyclische teef standaard dient te gebeuren, en we kunnen dit beperken tot de teven met herhaalde vruchtbaarheidsproblemen.

De bacteriën die gekweekt worden zijn allen van een type dat normaal in de vagina voorkomt. Deze zijn bij de gezonde hond met elkaar in een soort evenwicht. Als een van hen echter gaan overheersen dan kan dat een oorzaak van vruchtbaarheidsproblemen zijn. Aangegeven wordt dat beta-hemolytische streptokokken, stafylokokken, E. coli en Pasteurella Multocida , de belangrijkse probleemveroorzakers kunnen zijn. In de Amerikaanse literatuur noemt men ook de lastig te kweken mycoplasmata. Deze laatste zouden in incidentele gevallen ook een rol kunnen spelen.

Wordt er een overheersende bacteriesoort gekweekt, dan wordt vervolgens bepaald welke antibiothicum goed geschikt is om deze te bestrijden en wordt de teef hiermee voldoende lang behandeld. Dit betekent dat men een tablettenkuur geeft en niet (de vagina) gat spoelen ! De enige echte bacteriële dekinfectie is de Brucelle Canis infectie. Dat wil zeggen dat dit een specifiek door dekking overgebrachte infectie is die onvruchtbaarheid en verwerpen kan veroorzaken. Deze komt officieel in Nederland niet voor, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten, doch bij geïmporteerde honden moet men wel opletten ! Hiervoor zijn ook bloedtesten beschikbaar.

Afwijkingen

Als laatste wil ik nog naar voren brengen dat er een serie al dan niet erfelijke en/of aangeboren anatomische afwijkingen zijn bij de teef die veelal niet als jonge hond worden opgemerkt, maar wel op moment van dekking een rol kunnen spelen. Hiervan is een van de meest voorkomende de vaginavernauwing. Deze staat de natuurlijke dekking in de weg en kan een zekere erfelijke achtergrond hebben, zodat het fokken hiermee dient te worden afgeraden. Zo ook met het dubbel aangelegd zijn van baarmoedermond en zelfs gedeeltes van de vagina. Tweeslachtigheid in verschillende vormen zien we incidenteel bij bepaalde rassen.

Resorptie / abortus

Bij een verstoorde dracht kunnen de pups tot aan de 33e dag geresorbeerd worden; daarna treedt abortus op. Bij resorptie worden de vruchten geheel ‘teruggenomen’ en zal men weinig of niets waarnemen bij de teef.
Bij abortus ziet men vaak een groene of zwarte uitvloeiing met vruchtdelen.

Mogelijke oorzaken zijn:

  • Zeer slechte conditie teef
  • Foetale defecten
  • Orgaanafwijkingen teef (bijv. hartgebrek)
  • cysteuze endometrium hyperplasie (CEH)
  • Afwijkende eierstokken
  • Infecties (bacteriën, virussen)
  • Trauma overgehouden van de dekking

Een baarmoederontsteking bij honden ontstaat onder invloed van hormonen uit een zogenaamde Cysteuze Endometrium Hyperplasie (CEH). Onder invloed van progesteron dat na elke ovulatie (= eisprong) door de eierstokken geproduceerd wordt, kan het baarmoederslijmvlies (= endometrium) zich gaan verdikken (= hyperplasie) en cysteus worden. Als dit veranderde slijmvlies ontstoken raakt, dan ontwikkeld zich hieruit een baarmoederontsteking. Dit kan een gevaarlijke situatie opleveren voor de teef, vooral als de baarmoedermond gesloten is waardoor de pus niet weg kan (= pyometra). In dit geval is zelfs een aantasting van de nieren of het ontstaan van een buikvliesontsteking mogelijk. De kans op een baarmoederontsteking wordt groter naarmate de teef vaker loops is geweest (herhaalde invloed van progesteron).

Kunstmatige Inseminatie (KI)
Uit (NVWA flyer):
Fokken met huisdieren: informatie voor de dierenarts
Besluit Houders van dieren art.3.4

Uitgangspunt van artikel 3.4 (lid 2d) is dat dekking en dracht zoveel mogelijk via de natuurlijke weg dienen te verlopen. Dat houdt in dat het structureel toepassen van kunstmatige inseminatie niet toegestaan is. Er kan sprake zijn van een uitzonderingssituatie waarin KI wel toegestaan is:
• Natuurlijke dekking voor de teef of reu niet mogelijk is in verband met kortdurende blessure zoals bijvoorbeeld kreupelheid. Let op: het dier moet verder volledig geschikt zijn voor de fokkerij en in staat zijn om de dracht volledig uit te dragen
• Gebruik wordt gemaakt van een dekreu/sperma uit een ander land of van een overleden reu (met gunstige eigenschappen), eventueel voor het verbreden van de genetische basis van een ras in Nederland.
De dierenarts heeft een belangrijke adviesrol in de keuze voor KI naar de fokker, en er moet schriftelijk (in de patiëntenkaart van het dier) vastgelegd worden op basis van welke overwegingen de keuze voor kunstmatige inseminatie is gemaakt.

SideMenu